Inleiding
Een van de beleidsvoornemens van het NPO Bestuur voor 2024 is het ontwikkelen van een
visie hoe de duivensport eruit gaat zien of er zou kunnen uitzien in 2030. Een duidelijke visie
gaat helpen om het beleid voor de komende jaren vorm te geven. In deze eerste bijdrage ga
ik wat zaken op een rijtje zetten die houvast kunnen geven. Hoe zal het in 2030 gesteld zijn
met de maatschappelijke acceptatie van de duivensport, hebben we dan nog voldoende
leden en is er ook in 2030 nog een goede infrastructuur om de duivensport mogelijk te
maken. Noem ze anker- of uitgangspunten.
Maatschappelijke acceptatie
Het NPO Bestuur heeft het welzijn van onze duiven en het spelplezier centraal gezet in haar
visie voor een toekomstbestendige duivensport. En daar zijn goede redenen voor. We willen
kunnen genieten van mooie duivensport en dat kan alleen als het welzijn van onze duiven
uitgangspunt van beleid is. De maatschappij staat steeds kritischer tegenover sport met
dieren en als het welzijn van onze duiven niet centraal staat en geborgd is zal het spaak
lopen.
Alle politieke partijen nemen dierenwelzijn als uitgangspunt bij het houden van dieren. In
aanvulling daarop heeft de Raad voor de Dierenaangelegenheden over sport met dieren een
rapport gepubliceerd en de minister van LNV heeft de RDA gevraagd daar opvolging aan te
geven. In een vorige Mijmeringen heb ik daarover verslag uitgebracht.
In ons beleid nu en richting 2030 zetten we dierenwelzijn centraal en vullen dat ook concreet
in met een dierenwelzijn plan en protocollen en dat alles reglementair geborgd door de
Ledenraad. Dierenwelzijn is zoals dat heet rand voorwaardelijk. Duivensport zal in 2030 niet
kunnen bestaan zonder borging van dierenwelzijn. Enerzijds vergt dat een inspanning,
anderzijds komt het van nature; we houden immers van onze duiven en de duivensport. In
2030 zal de lat voor dierenwelzijn nog hoger liggen dan nu. We kunnen en gaan daaraan
voldoen.
Ledental in 2030
Het ledental van de NPO laat al jaren een gestage daling zien. Aan die daling zal de komende
jaren ook geen einde komen. Groei van het aantal leden is door de leeftijdsopbouw van het
ledenbestand geen realistisch scenario. De gemiddelde leeftijd is 61 jaar en 21% van onze
leden is ouder dan 75 jaar. De prognoses laten zien dat we afkoersen op circa 10.000 leden
in 2030. Aan ons allen de taak ervoor te zorgen dat we in 2030 nog tenminste 10.000 leden
hebben. Met 10.000 leden kunnen we prima de duivensport blijven beoefenen. Het aantal
verenigingen zal wat minder zijn en wellicht zijn er wat meer combinaties maar dat alles
hoeft geen obstakel te zijn om van mooie duivensport te blijven genieten.
De infrastructuur in 2030
De infrastructuur welke de duivensport mogelijk maakt in Nederland bestaat uit de NPO en
de afdelingen. Samen zorgen ze ervoor dat we de duivensport kunnen beoefenen zoals we
die kennen. De NPO opereert efficiënt en biedt een goed service niveau. Ter vergelijk, onze
zuiderbuur de KBDB heeft circa 20% meer liefhebbers en vaste voetringen maar het kosten
niveau is een factor 4! hoger. De NPO is in staat deze goede prestaties te leveren door een
combinatie van automatisering, outsourcing van taken en inzet van vrijwilligers. De NPO
blijft investeren in automatisering en outsourcing van taken en werkprocessen zodat we in
de toekomst een nog betere dienstverlening kunnen bieden tegen zeer scherpe kosten.
Voor de afdelingen geldt hetzelfde. Een van de hoofdtaken van de afdelingen is het
verzorgen van het vervoer. Dat vullen de afdelingen uitstekend en efficiënt in mede door de
inzet van vrijwilligers. Niet alleen is het vervoer efficiënt geregeld, het voldoet ook aan de
hoogste eisen wat betreft dierenwelzijn. De geplande consolidatie van 11 naar 5 afdelingen
gaat ervoor zorgen dat richting 2030 deze goede infrastructuur in stand kan blijven. Niet
alleen bij het vervoer maar ook bij andere belangrijke taken die de afdelingen uitvoeren.
Schaalgrootte is om meerdere redenen belangrijk bij het in stand houden van de goede en
efficiënte dienstverlening zoals we die kennen van de afdelingen.
De conclusie is dat met de huidige plannen voor de NPO en de afdelingen we ook in 2030
een infrastructuur hebben die de duivensport mogelijk blijft maken, de liefhebbers een goed
service niveau biedt en waarbij dierenwelzijn geborgd is en dit alles tegen een scherp kosten
niveau.
Samenvattend
In deze Mijmeringen heb ik een paar uitgangspunten de revue laten passeren en ik wordt
daar optimistisch van. Belangrijke uitgangspunten voor onze mooie sport zoals
maatschappelijke acceptatie, voldoende leden en een goede infrastructuur zullen ook in
2030 aanwezig zijn. Vanzelf zal het niet gaan maar de basis is er en blijft er richting 2030.
Nu is het zaak de visie richting 2030 verder vorm te geven zodat we de duivensport
aantrekkelijk en betaalbaar houden en wellicht nog aantrekkelijker maken dan ze vandaag al
is. Daarover meer in een volgende Mijmeringen.
Gerard van de Aas