Door Drs. Stephan Göbel (dierenarts en duivenmelker)
Naar aanleiding van mijn interview op de goed georganiseerde kampioenenhuldiging van de afdeling 6 Noord-Holland gaat deze doktersraad over het probleem van het overmatige verlies van jonge duiven heden ten dage. Tijdens het interview werd mij gevraagd als dierenarts even een oplossing te geven voor dit probleem. Nu ligt dat natuurlijk niet zo simpel als de vraagsteller deed vermoeden. Daarom volgt nu een kleine uiteenzetting en gedeeltelijke oplossing in de hoop dat u er iets van opsteekt.
In onze ogen bestaat het probleem van de grote verliezen op de jonge duivenvluchten uit een aantal zaken die samen een complex geheel vormen en waarbij we alleen verbetering gaan zien als al deze zaken stuk voor stuk aangepakt worden. Op eigen hok proberen wij met deze zaken zoveel mogelijk rekening te houden en dit werpt toch wel degelijk zijn vruchten af.
Als eerste belangrijke punt is natuurlijk de gezondheid van de jonge duiven van enorm belang. Een duif die niet gezond is zal bij een kleine tegenslag zijn thuishok al niet meer bereiken. We denken dan toch vaak aan problemen met herpes, ornithose of toch door een slechte verluchting in de hokken. Een jonge duif die gezond is zal vanuit zijn natuur de omgeving van zijn thuishok gaan verkennen, het zogenaamde ‘wegtrekken’. Duiven die met problemen zoals eerder genoemd te maken hebben zullen hun thuishaven en de omgeving daarvan onvoldoende verkennen en zo te weinig ervaring hebben aan de start van het wedstrijdseizoen. Gezondheidsproblemen zijn niet altijd van buitenaf door de liefhebber te herkennen en het is dan ook van groot belang de duiven 2-3 weken voor het africhten goed te laten controleren door een erkend duivenarts.
Is dit dan de oplossing voor het probleem? NEE, natuurlijk niet. Persoonlijk heb ik nog meerdere oorzaken voor dit probleem op de korrel. Wat ook van groot belang zal zijn in het geheel is het aardmagnetisch veld en de onregelmatigheden die zich daarin voordoen, hetzij door elektromagnetische storingen, hetzij door straling van zendmasten en dergelijken. Het is in dit geval belangrijk dat u bij het opleren en tijdens het wedstrijdseizoen een bepaalde verantwoordelijkheid neemt ten opzichte van uw duiven. Als voorbeeld neem ik de Belgian Master van afgelopen jaar. Alle vluchten in de voorbereiding op de finalevlucht verliepen nagenoeg vlekkeloos. Echter op de dag van de finale was het in Frankrijk tot wel 35 graden en stond er een oost-zuidoosten wind. Een slechter verloop heeft een eenhoksrace nooit gekend. Slechts 2 van de ruim 750 deelnemende duiven bereikten hun hok op dag 1. Op dag 10 waren er net aan 80 teruggekeerd! De duiven waren gezond gezien het verloop van eerdere vluchten en de laatste trainingen. Maar waar lag het probleem in dit geval? Op de dag van de finalevlucht had men achteraf te maken met een gigantische elektromagnetische storing welke vaak samen gaat met hoge temperaturen en een ‘O’ in de wind! Het kompas van de duiven sloeg op hol en veroorzaakte dit enorme verlies. Waar kunnen wij liefhebbers aan zien dat de omstandigheden voor onze duiven niet goed genoeg zijn? Ik kijk altijd naar de activiteit in de lucht. Als er geen of heel weinig activiteit van vogels of al het andere wat vliegt is leren wij de jonge duiven nooit op. Dit is vragen om problemen. Dus om terug te komen op de verantwoordelijkheid die wij als liefhebbers moeten nemen korven wij geen (jonge) duiven meer in als er op de lossingsdag temperaturen boven de 30 graden en een ‘O’ in de wind voorspeld worden omdat de kans op afwijkingen in het elektromagnetisch veld dan het grootst is.
Een ander aspect dat heel erg belangrijk is bij het opleiden van jonge duiven is op tijd te beginnen met deze opleiding. Zet uw jonge duiven op jonge leeftijd al eens een weekendje in de mand en leer ze drinken en eten in de manden. Zo voorkomt u de nodige stress bij de jongen. Bij onze eigen jonge garde kijken we voor de start van het daadwerkelijke opleren naar het vlieggedrag van de duiven. Zodra de duiven voor het eerst méér dan 5 minuten ‘wegtrekken’ wordt gestart met het opleren van de jongen. Dit kan best zijn als een gedeelte van het koppel nog piept. Het gros van de liefhebbers wacht veel en veel te lang en zorgen ervoor dat de duiven teveel stress in korte tijd krijgen en verplichten zichzelf om onnodige risico’s met de weersomstandigheden te nemen. Daarbij komt dat praktisch iedereen tegelijk gaat rijden met de duiven waardoor er een veel grotere kans op vermenging in de lucht bestaat tussen duiven afkomstig uit verschillende hoeken van het land.
Wat ik heel belangrijk vind is dat de duiven het de eerste paar africhtingen moeilijk hebben op een relatief korte afstand. Om dit te bereiken rijdt ik vanaf de 3e of 4e keer dat ik de jongen africht naar een plek op ongeveer 16 km afstand waar nog een 6-tal duivenmelkers bij elkaar wonen. Ik los de duiven daar meestal tussen 16.30u en 17.30u op enkele honderden meters van de trainende koppels duiven rondom de losplaats (meestal 100-200 duiven). Zo laat ten eerste omdat ik werk en ten tweede omdat er niet veel duiven afgericht worden op dat tijdstip. De eerste 2 keer hebben de jongen het altijd moeilijk en verdwijnen vrijwel direkt in de grote massa duiven. Het gevolg is dan dat meestal een derde tot de helft van de jongen pas na een ruim uur thuiskomt, daarna druppelt het de hele avond nog wat na en meestal weet 20% van de jongen pas de andere dag hun huis te bereiken. Na dit 2x gedaan te hebben is onze ervaring dat de duiven niet of nog heel even naar de grote massa toe vliegen en vrijwel direkt huiswaarts keren om daar verder te trainen (onze jongen worden uit tijdgebrek nooit losgelaten voor het opleren). Vanaf dit moment weten we dat het goed zit en gaan we de duiven proberen vanuit de juiste hoek thuis te laten komen. We proberen de jongen vóór de vluchten in totaal een 10-tal keren op te leren. Ons idee is dat de duiven beter in de buurt van de losplaats kunnen blijven hangen dan dat ze onderweg een koppel tegenkomen en honderden kilometers verderop terecht komen. Overigens is het heel vreemd, maar er worden van ons nooit jonge duiven gemeld door de liefhebbers rondom de losplaats. Een andere manier van opleren waar ik ook achter sta maar helaas geen tijd voor heb is het één voor één lossen van de jonge duiven met een 5-tal minuten tussentijd. Van de verhalen van liefhebbers dat de jongen altijd thuis zijn en al in het hok zitten voordat zij zelf thuis komen wordt ik niet warm of koud meer. De ervaring leert ons dat juist deze mensen op de eerste vluchten de grootste klappen krijgen. Of de duiven dan niet in orde zijn weet ik niet, maar wat ik wel weet is de hun oriëntatievermogen niet voldoende op de proef is gesteld tijdens hun opleiding.
Een laatste belangrijk punt waar wij onszelf met zijn allen de schuld van moeten geven is de manier waarop wij onze duiven fokken. Door het toepassen van inteelt en het alsmaar snellere duiven willen kweken gaan er andere, minstens zo belangrijke, eigenschappen verloren. Vroeger kwamen de duiven veel beter na dan nu. De postduif is door ons toedoen sterk geëvolueerd van een taaie dieselwagen in een supersnelle benzineauto. Het moet alsmaar sneller, met het gevolg is dat de spreekwoordelijke batterij sneller leeg is. Als ik naar mijn eigen hok kijk valt het op dat de duiven uit de hoofdlijnen van onze stam duiven zelden of nooit verloren gaan. Zo zijn er uit onze stamdoffer ‘Eye Catcher’ de laatste jaren minimaal 15 jongen opgeleerd en is er slecht 1 keer een kind van hem (als jaarling) verloren gegaan. Het is zaak dat we met zijn allen ook wat meer en strenger selecteren op de eigenschap ‘thuiskomen’. Het feit dat er op internet een ‘tweedekans-handel’ van duiven met topstambomen zonder enige kweekreferenties is ontstaan helpt hier niet aan mee. We kopen en verkopen met zijn allen iedere winter weer opnieuw een enorm aantal duiven die eigenlijk niet voor nageslacht mogen zorgen (netjes gezegd).
Als u in de toekomst met al deze factoren rekening kunt houden gaat u zeker minder jongen verliezen. Dus wees niet lui, ga eens naar een dierenarts en kijk eens in uw resultaten met welke duiven u verder kan bouwen aan de postduif van de toekomst!
Succes,